Twee klikken ben ik verwijderd van het inleveren van twintig pagina’s vol ronkende zinnen over wie we zijn, wat we doen, gedaan hebben en nog van plan zijn te doen. Een scriptie is het, niets minder, een afstudeerwerkstuk, gelardeerd met plaatjes en staatjes van verdiensten en vol brave beloften. Twee klikken en dan vier maanden nagelbijten tot mensen met verstand van zaken besloten hebben of wij verder kunnen met ons belangwekkende werk waar niemand op zit te wachten.
Voor de gelukzalige onwetenden: dit is de periode van de vierjaarlijkse stoelendans van de gesubsidieerde kunstensector. Kunstenaars en culturele instellingen verdringen zich aan de ruif van het gemeenschapsgeld. Maar waar bij een normale stoelendans er telkens één stoel minder staat dan het aantal deelnemers, is er hier van begin af aan één stoel voor de hele daarom heen hossende meute. Lachen.
Het is elke vier jaar hetzelfde liedje. Hopen dat je nog ergens aan een mem komt te hangen, desnoods de laatste. We hengelen simpel met teveel in een vijvertje met amper vis.
Wordt er dan teveel kunst gemaakt? Welnee. De behoefte aan kunst en cultuur is juist in een tijd als de onze groot. (Al is lang niet iedereen zich daarvan bewust, maar da’s een ander verhaal.) Zijn er teveel van ons afhankelijk van het subsidie-infuus? Ben je mal. Zeker in vergelijking met andere domeinen is gemeenschapsgeld in de kunstensector een steeds kleiner aandeel in de begroting. Bijna elk fonds kent plafonds, elke regeling een verzegeling, maximale verhoudingen en voorwaarden van cofinanciering enzovoort. Het dwingt ons tot het vinden van andere bronnen dan alleen de overheid, vaak met succes.
Wat in dit land veel meer meespeelt, zeker de afgelopen dertig jaar, wat intussen gemeengoed is, hier, is de haast geïnstitutionaliseerde minachting voor kunst en cultuur. Wij zijn de ergsten van de non profit sectoren, zij die geen winst maken. Wij stellen niets voor, wij brengen niks op, wij kosten alleen maar geld. Het droeve resultaat van het doorgeslagen economisch denken en handelen in onze samenleving, waardoor de meeste mensen het normaal zijn gaan vinden dat ‘dingen waar geld bij moet’ niks waard zijn en dus weg kunnen. Terwijl wij al jaren ons best doen om het juiste marktvocabulaire vol winst-retoriek over te nemen, liefst zo Engels mogelijk, terwijl we angstig het s-woord vermijden en enkel nog spreken van investeringen, liefst zo sustainable mogelijk.
Het helpt ons niet. Dit land geeft maar liefst 0,3 procent van de rijksbegroting uit aan kunst en cultuur. Tel uit je profit.
Twee klikken.
Voor de goede orde. Ik vind het prima dat de kunstensector vooraf, tijdens en na afloop van de meerjarenperiode of een productieproces verantwoording aflegt over de bestede overheidsmiddelen. Daar is niks mee. Alleen is het zo pijnlijk typerend dat voorafgaand aan elke poging tot uitvoering van juist een van de slechtst uitgeruste overheidstaken telkens zo’n inwendig onderzoek moet plaatsvinden. Men wil niet alleen het naadje van jouw kous weten; een beetje subsidieaanvraag voor kunst en cultuur gaat voorbij de bilnaad. Alles moet je aanleveren en overleggen, bij voorkeur geborgd. Alsof we voor geen cent te vertrouwen zijn.
Met de huidige, potentiële regering in het vooruitzicht – zolang ze nog soebatten is er hoop – wordt het er vast niet beter op. De Tweede Kamer schaft alvast de diversiteitsvoorwaarde bij cultuursubsidies af en stelt vraagtekens bij de verdeling tussen Randstad en provincie. Want al is de stad als samenlevingsvorm al eeuwenlang het centrum van dynamiek en innovatie, hoeft dat nog niet te betekenen dat al het geld daar naar toe moet, toch? En ach, diversiteit is enkel een politieke opvatting. Nee, het is tijd voor het bloemencorso, het wagenspel en het ringsteken. Ook mooi.
Overigens is de kans groot, net als in 2011-2012, dat de populisten hun grote mond van vóór de verkiezingen niet waar kunnen maken (om allerlei terechte wetten en afspraken) en dus dan maar weer hun frustratie hatelijk botvieren op kunst en cultuur. Ik heb Wilders nog niet horen zeggen dat ook het afschaffen van cultuursubsidies in de ijskast gaat, jullie wel? Nee, we staan er gekleurd op.
Twee klikken. Meer niet.
Het moet gezegd, zo’n projectplan schrijven is ook een fijne klus. Het is goed en inspirerend om na te denken over je visie, je ambitie, om nieuwe plannen te maken, om de mooiste vooruitzichten te schetsen, nieuwe verhalen, verse hoop. Echt, ik gun iedereen zo’n periodieke, creatieve onderhoudsbeurt; elk domein, elk bedrijf, elke organisatie. Al blijft het wonderlijk dat je met een stapel A4-tjes (lettertype Arial, minimale corpsgrootte 10 en verder geen fratsen), je artistieke bestaan voor weer een jaartje of vier kunt veiligstellen. Als het meezit. Maar goed, als de spelregels je niet bevallen, moet je misschien niet aan de wedstrijd beginnen.
Nog één klik en later is begonnen.
Kennelijk heb ik me de afgelopen weken te veel moeten concentreren op de toon die de muziek maakt. Te vaak een woord moeten wegen. En moet ik nu weer even stoom foeteren.
Hoppa, weg is-ie.
Benieuwd naar het projectplan van Bureau Pees in 2025-2028? Laat maar weten, dan stuur ik het je toe.