Mijn hoofd bonkt. Ik zit voorover gebogen op mijn hurken, mijn gezicht en handen onhandig weggestoken tegen het achterdoek – ze mogen niets van je huid zien, hadden ze gezegd. Uit de diepte van mijn lijf kruipt angst omhoog. Wat komt hierna, wanneer, hoe, met wie. Omkijken kan niet, niet nu. Waar zijn de anderen. Ik zie niets, met mijn rug naar de wereld. Ik hoor niets, met mijn afgeplakte oortjes in. Het zweet op de rug. Het hart in de keel.
Drie scènes geleden, tijdens de pogo, na de dans met het peloton voor het offerbeeld, is het kabeltje van mijn mp3-speler losgetrokken. Dat weet ik dan nog niet, ik weet alleen dat ik ineens de instructies niet meer hoor. Terwijl ik de anderen letterlijk nét kan volgen – draai naar links, draai naar rechts, laat je wapenstok vallen – vraag ik me af wat te doen. Van het toneel aflopen? En dan? Stel dat de geluidsdrager alleen maar uitstaat of op pauze. Dan kan ik ‘m wel terug aanzetten maar dan loopt-ie niet meer synchroon met de anderen. Voor ik iets bedacht krijg, is er de scène waarin we in slapstick-achtige paniek over het toneel rennen en een schuilplaats zoeken. Ik speelde die nog nooit met zoveel overgave, maar geen mens die dat ziet. Mijn schuilplaats is dus bij het achterdoek. Daar zit ik dan, ik heb een minuutje de tijd, ongeveer.
Vaak heb ik gedroomd wat veel mensen dromen die regelmatig op een podium staan. Dat je in een voorstelling staat, meestal een belangrijke, met grote namen, of dat je plotseling moet invallen, Ivo van Hove heeft jou nodig, de kans van je leven en – dat je simpel niet weet wat er gaat gebeuren. Alle anderen op de vloer weten dat kennelijk wel, iedereen gaat ervan uit dat jij het ook weet, dus niemand zegt iets, niemand helpt je en jij hebt werkelijk geen idee en dan begint de voorstelling. Er zijn varianten op die hel waarin je naakt of alleen in je ondergoed rond banjert. Onder vakgenoten een breed gedeelde nachtmerrie. En nu ineens zat ik er midden in.
Het zat al niet mee. De eerste dag had ik een flink deel van de repetitie moeten missen, zodat de eerste doorloop voor mij niets dan één groot geheim was. Maak je geen zorgen, zei de een. Volg mij maar gewoon, zei de ander. En je hebt natuurlijk altijd nog de instructies in je oren. Toe maar. Dus kreeg ik even later te horen: Ga naar zijde Y, daarachter ligt een tas. Trek die over je hoofd tot je hele lichaam bedekt is. Ga liggen, een andere acteur sleept je zo meteen het toneel op.
De ‘tas’ bleek een enorme, iets van een vuilniszak te zijn met een paar zielige luchtgaten. Voor ik het wist werd ik in deze bodybag de vloer opgesleurd. En ik, die het in de zomer al Spaans benauwd krijg als de rits van ons trekkerstentje helemaal dicht is. Buiten mij in de lijkenzak was dik tien minuten lang van alles aan de hand en ik heb daar niets van meegekregen.
Dat gold overigens niet alleen voor mij. Wij allen, de ‘extras’ (jargon voor figuranten), stonden ruim een uur op de vloer in een ijzingwekkend strak spektakel, vol katholieke bombast en citaten uit de wereld van de kunst en de politiek, waarvan we zelf de strekking en de impact simpel niet konden vaststellen. Hooguit achteraf, toen we in de foyer te horen kregen, wat mensen meenden gezien te hebben. Meer dan wij, zoveel was zeker.
“The concept of this performance is all about trust”, had de uitvoerend regisseur in zijn beste Italiaans-Engels ons gezegd. (Heus, hij plakte achter ieder woord een e.) Vertrouwen, zeker. Blind vertrouwen, om precies te zijn. Op de ander, op de groep. Alleen de groep telt, niet het individu; algemeen belang boven individueel belang. Fascistischer krijg je het niet. En dat was nou precies wat ik, op mijn hurken tegen het achterdoek, zat te ontdekken: ik overleef dit alleen als ik de groep kan terugvinden. Als ik aan de anderen kan zien wat me te doen staat.
In mijn ooghoek zie ik na een eeuwigheid een beweging en vanaf dat moment, telkens een amper waarneembare fractie van een seconde te laat, volg ik de laatste twintig minuten van de voorstelling klakkeloos alle bewegingen en acties van de anderen. Ik ben gered. Hulde aan mijn brothers.
(dinsdag 30 april: BROS van Romeo Castellucci, Chassé Theater Breda)