Het loopt tegen negenen. Donkere onweerswolken pakken zich samen boven het buitengebied van Reusel. Hoog in de verte weerkaatst de eerste bliksem.
Hier beneden haast de boer zich met het binnenrijden van de maïs. Met zijn bulldozer verschuift hij een telkens groeiende berg binnen de betonnen wanden, terwijl zijn zwager af en aan rijdt met al even grote wagens vol gelige pulp. De mannen haasten zich, ze willen het onweer voor zijn. Door de hete zomer is de maïs toch al vroeg dit jaar. Net als de herfst. Dit keer zijn ze die verdomde kalenderlandbouw ruim voor.
Om de hoek bij de grote koeienstal, net buiten de draaicirkels van bulldozers en kiepwagens, staan wij met vier spelers uit het dorp een bewegingsscène te repeteren, geluidsbox in de hand, voeten op de grond, in een mengsel van stro en iets anders wat nu is opgedroogd.
Ook wij willen voor het donker klaar zijn. Dan kunnen we binnen in de schuur nog wat aan de teksten sleutelen.
Even daarvoor hebben de boer en de theatermakers elkaar kort gesproken, voor het eerst sinds het voorjaar. Geen sociale prietpraat, geen beleefde aanloop, maar pats boem zus en zo. De boer vertelt van de lange, droge zomer, de druk op het werk, het gebrek aan personeel, de spanningen in de sector. Hij klaagt niet, hij klinkt zorgelijk.
Afijn, jullie weten waar de koffie staat. Als je nog iets nodig hebt, dan hoor ik het wel. Hij springt op zijn reuzentractor en kijkt niet meer op of om naar de spelende mannen.
Al vanaf de eerste ontmoeting met de boer en de boerin, alweer ruim twee jaar geleden, is er de wederzijdse herkenning. Niet meteen; boeren laten zich niet snel winnen. Ze kijken de kat uit de boom, zeker bij nieuwe erfbetreders.
Een toneelstuk? Jaja. En is dat dan voor of tegen de boeren? Eenmaal binnen staat de deur wagenwijd open en is de gastvrijheid riant en onvoorwaardelijk.
Wonderlijk vanzelfsprekend hoe de boer en de theatermakers elkaar dan vinden; in de werklust, de eigenzinnigheid, de volharding van de zelf gekozen opdracht, het geloof in de eigen missie én in de afkeer van anderen die dat in hun ogen allemaal lijken te missen. Mensen die niet verbonden zijn met hun werk hebben nergens last van. Zeker niet van tegenslag. Ze halen de schouders op en schudden het nog voor de vrijmibo van de teflon-rug af.
Boeren en kunstenaars delen de persoonlijke verbondenheid met hun arbeid. Ze hebben geen baan, ze hebben een roeping, ze kunnen niet anders, ze willen niet anders. Dit werk is hun leven, hun identiteit. Het maakt ze sterk en kwetsbaar tegelijk.
En de overeenkomst gaat verder, zegt Tom Saat, biologisch-dynamische boer (Volkskrant, 12 september 2022). Volgens hem is de landbouw een oeruiting van de mens. “Dat wat onze verre voorouders (voor het eerst) met dier en plant deden, was niets meer of minder dan de zelfverwerkelijking van de mens.” Pure kunst dus: jezelf uitdrukken in het product. Daar ligt volgens Saat de kern van de landbouw, dáár komt de sympathie voor boeren vandaan en daar ligt ook de sleutel voor de broodnodige transitie.
Mooi is dat. Boeren en kunstenaars.
Het verschil zit ‘m in de mate van subsidiëring, dat dan weer wel, maar een kniesoor die daar op let. Peanuts.