Anouk van den Berg (1985) was zwanger van haar eerste kind, toen ze voor het eerst hoorde over Moederheil: “Ik wist dat het een kraamkliniek was, maar niet dat daar ook ongehuwde meisjes en vrouwen hun kind moesten afstaan. Toen mijn dochter een paar maanden oud was, ben ik er eens langs gelopen met de kinderwagen. Ik kon niet geloven dat dit gebeurd is, nota bene bij mij om de hoek.”
“Zelf heb ik lang getwijfeld of ik moeder wilde worden. Ik had nooit een enorm ‘moedergevoel’ zoals veel vrouwen dat kunnen hebben. Maar al snel tijdens mijn zwangerschap werd ik overspoeld door liefde, maar ook door onzekerheid en kwetsbaarheid. Ik las boeken over hechting, over de belangrijke band tussen moeder en kind. In het proces van research voor onze voorstelling, heb ik de voormalige kinderpsycholoog van Moederheil gevraagd naar de kennis in die periode over aspecten als hechting of het effect van het direct weghalen van het kind. Ik schrok toen zij mij vertelde dat er destijds al veel over bekend was. Men wist dus precies wat ze aanrichtten. Het was een trauma voor moeder en kind.”
“Nu was ik ‘gewenst’ zwanger en de meisjes en vrouwen die hun kind afstonden niet. Maar dan nog bereidt het vrouwelijke lichaam zich voor op het moederschap. Het maakt je een ander mens, een moeder. Deze ervaring is niet uit te wissen. Ik schrok van de kwetsbare positie van deze meisjes en vrouwen en de macht die familie en instanties hadden om haar afstand te laten doen van haar kind en de verstrekkende handelingen, zoals het veranderen van de identiteit en weghouden van informatie om de band te verbreken. Ik denk niet dat een moeder vrijwillig afstand doet van haar kind. Nooit.”